Verslag van mijn afgelopen 3 dagen 'on the road'. Disculpe voor de grote hoeveelheid tekst, maar begrijp dit dit voor mij belangrijk is omdat ik ga vergeten wat ik elke dag doe en hoe ik me voel door de vele nieuwe indrukken. Over 2 uren vertrekt mijn bus naar Cusco, waar ik de komende 3 maanden zal wonen. Deze week de backpacker uithangen was fantastisch, maar ik heb wel gemerkt dat backpacken veel nadelen heeft. Je doet contacten op, maar maakt geen vrienden, je hebt niemand om je ervaringen mee te delen (dat is, als je alleen reist zoals ik) en als je lievelings t-shirt onderin je backpack zit ben je zwaar de lul.
4 oktober 19:30. Vandaag is een klote dag. Indrukwekkend,
vermoeiend, vervelend. Vanochtend ben ik mijn tickets op gaan halen bij het
busstation Cruz del sur in Lima. Ik weet niet wát de vrouw achter de balie
heeft uitgeprint, maar er klopt geen snars van. Ik dacht dat het aan mij lag,
dat ik het Spaans niet begreep maar ik ben het na gaan vragen en het klopt
inderdaad niet. Ik bus de komende dagen zo: Lima – Paracas, Paracas-Ica,
Ica-Nazca, Nazca – Cusco. Om de een of andere vreemde rede heb ik het ticket
‘Paracas – Ica’ niet gekregen en staan er op het ticket Nazca-Cusco dat de bus
om 20:30 moet hebben maar vervolgens heeft ze 18:20 Ica omcirkelt. Je moet het
zien als bioscoopkaartjes waar de helft vanaf gescheurd wordt, alleen op dit
bioscoopkaartje staat op beide stukken verschillende informatie. Er klopt
gewoon niks van. Komt nog eens bij dat mijn telefoon niet werkt en ik mijn
contactpersoon niet kan bellen om informatie en dat mijn reservering bij het
hotel in Paracas niet goed was verlopen. Goed, dit komt allemaal wel goed.
Morgenochtend ga ik eerst naar de Ballestas eilanden om zeehonden, dolfijntjes
en andere diertjes te spotten en daarna ga ik naar het busstation hier in
Paracas om een ticket te kopen naar Ica en vraag ik na hoe het zit met die
vertrektijden.
Wat me eigenlijk vooral dwars zit is dit: Ik kan s’avonds niet naar buiten. In Lima kon ik s’avonds niet naar buiten omdat het te gevaarlijk is als meisje alleen en hier in Paracas, nou, ik zal Paracas in twee woorden samenvatten: klein gat. Rond zessen liep ik hier net nog over straat naar de telefooncel en direct werd ik lastig gevallen, er is hier geen ambassade of politie niks. In de omgeving ook niet, dus ik ga niks riskeren. Ik denk dat Paracas wel leuk kan zijn, het ligt aan de zee en er zal vast wel ergens een lokaal barretje te vinden zijn, maar het probleem is dat er gewoon bijna geen andere toeristen zijn. Voor een mentaal plaatje: Heb mezelf getrakteerd op champignonsoep en gebakken aardappelen en zat in een zaal ter grootte van een flinke schoolaula, helemaal alleen. Ik had wel de ober voor mijzelf en hij had een romantisch, klassiek cd’tje opgezet, dat was wel een pluspunt. Voor de derde avond besluit ik om maar gewoon mijn boek te gaan lezen en muziek te luisteren. Misschien dat ik nog een fles wijn biets bij de ober. Misschien drinkt hij wel met me mee.
Voor zover vermoeiend en vervelend, indrukwekkend was het ook vandaag. In de bus naar Paracas heb ik zo veel gezien. Het is moeilijk te omschrijven wát precies. Een teringzooi. Toen ik in de buitenwijken van Lima reed schrok ik, google even ‘gevolgen aardbeving’ en je zult een redelijk beeld krijgen. Het is gewoon een puinhoop en er wonen mensen, er groeien kinderen op. Het is zo veel, het zijn zo veel huizen en zo veel mensen die daar leven, Ik gok dat we hier beter van ‘overleven’ kunnen spreken. Waarom? Waar voor? Waarom zij wel ik niet? Waarom kan ik dit bekijken vanuit mijn leren busstoel, geblindeerde ramen, gordijntje, tv, voetensteuntje, tafeltje inclusief kip met rijst? Ik voel me een immense aso.
Hoe zuidelijker ik kom met de bus hoe slechter de situatie wordt. Het landschap veranderd in woestijn. De bouwvallen veranderen in houten hutten. Vierkante houten hutjes in grote groepen bij elkaar. Het is ongelofelijk, dit moeten dorpen voorstellen maar het lijken meer op kampen, pal gebouwd langs een grote weg. Grote hekken om het kamp met een poort, de namen van de dorpen zijn allen in de trant van ‘Camp-A17’. Paracas is ook zo’n dorp. Her en der een smerig fruitkraampje, maar dat is het dan. Vanuit de bus kan ik de woonkamers in kijken, stukken muren ontbreken. De meeste mensen zitten op straat of lopen met zware spullen op hun rug. Ik zie personen middenin een woestijnvlakte buiten het kamp, helemaal alleen, op hun knieën met hun vingers gravend in het zand. Is dat hun baan? Wat zijn ze precies aan het doen? Proberen ze dingen te planten of iets waardevols te zoeken? Vuilnis wordt hier ook niet opgehaald, grote bergen vuilnis liggen langs de straat, windje er door en het verspreid zich door het hele dorp. Af en toe zie ik een uitgedroogd akkertje, waar een boer kansloos wat inkomsten heeft proberen te creëren. Er groeit niks, er bloeit niks, alles is grijs, grauw, kapot en vies. Ik kan het niet geloven. Het dringt niet eens tot me door, mijn gedachten zijn gewoon verdoofd. Ik neem nog wat meer details in me op, zoals magere paarden en honden, vuilnis wat in de fik is gestoken, immense kippenschuren die verlaten zijn, ik kan oneindig door blijven gaan. Het heeft geen zin. Wie gaat dit begrijpen? Wat kan je er aan doen? Ik moet nadenken over wat ik met deze informatie ga doen. Ik ben een beetje van slag. Door de troep heen kijkend is dit stuk van het land wel prachtig. Een gouden woestijn pal aan de blauwe zee, hoge golven op het strand en de zon zakt. Nu ik dit schrijf vind ik het stiekem wel fijn dat ik gewoon weer in het hotel mijn boekje kan lezen vanavond. Zo veel nare indrukken vandaag. Een rare dag.
Wat me eigenlijk vooral dwars zit is dit: Ik kan s’avonds niet naar buiten. In Lima kon ik s’avonds niet naar buiten omdat het te gevaarlijk is als meisje alleen en hier in Paracas, nou, ik zal Paracas in twee woorden samenvatten: klein gat. Rond zessen liep ik hier net nog over straat naar de telefooncel en direct werd ik lastig gevallen, er is hier geen ambassade of politie niks. In de omgeving ook niet, dus ik ga niks riskeren. Ik denk dat Paracas wel leuk kan zijn, het ligt aan de zee en er zal vast wel ergens een lokaal barretje te vinden zijn, maar het probleem is dat er gewoon bijna geen andere toeristen zijn. Voor een mentaal plaatje: Heb mezelf getrakteerd op champignonsoep en gebakken aardappelen en zat in een zaal ter grootte van een flinke schoolaula, helemaal alleen. Ik had wel de ober voor mijzelf en hij had een romantisch, klassiek cd’tje opgezet, dat was wel een pluspunt. Voor de derde avond besluit ik om maar gewoon mijn boek te gaan lezen en muziek te luisteren. Misschien dat ik nog een fles wijn biets bij de ober. Misschien drinkt hij wel met me mee.
Voor zover vermoeiend en vervelend, indrukwekkend was het ook vandaag. In de bus naar Paracas heb ik zo veel gezien. Het is moeilijk te omschrijven wát precies. Een teringzooi. Toen ik in de buitenwijken van Lima reed schrok ik, google even ‘gevolgen aardbeving’ en je zult een redelijk beeld krijgen. Het is gewoon een puinhoop en er wonen mensen, er groeien kinderen op. Het is zo veel, het zijn zo veel huizen en zo veel mensen die daar leven, Ik gok dat we hier beter van ‘overleven’ kunnen spreken. Waarom? Waar voor? Waarom zij wel ik niet? Waarom kan ik dit bekijken vanuit mijn leren busstoel, geblindeerde ramen, gordijntje, tv, voetensteuntje, tafeltje inclusief kip met rijst? Ik voel me een immense aso.
de kust |
Hoe zuidelijker ik kom met de bus hoe slechter de situatie wordt. Het landschap veranderd in woestijn. De bouwvallen veranderen in houten hutten. Vierkante houten hutjes in grote groepen bij elkaar. Het is ongelofelijk, dit moeten dorpen voorstellen maar het lijken meer op kampen, pal gebouwd langs een grote weg. Grote hekken om het kamp met een poort, de namen van de dorpen zijn allen in de trant van ‘Camp-A17’. Paracas is ook zo’n dorp. Her en der een smerig fruitkraampje, maar dat is het dan. Vanuit de bus kan ik de woonkamers in kijken, stukken muren ontbreken. De meeste mensen zitten op straat of lopen met zware spullen op hun rug. Ik zie personen middenin een woestijnvlakte buiten het kamp, helemaal alleen, op hun knieën met hun vingers gravend in het zand. Is dat hun baan? Wat zijn ze precies aan het doen? Proberen ze dingen te planten of iets waardevols te zoeken? Vuilnis wordt hier ook niet opgehaald, grote bergen vuilnis liggen langs de straat, windje er door en het verspreid zich door het hele dorp. Af en toe zie ik een uitgedroogd akkertje, waar een boer kansloos wat inkomsten heeft proberen te creëren. Er groeit niks, er bloeit niks, alles is grijs, grauw, kapot en vies. Ik kan het niet geloven. Het dringt niet eens tot me door, mijn gedachten zijn gewoon verdoofd. Ik neem nog wat meer details in me op, zoals magere paarden en honden, vuilnis wat in de fik is gestoken, immense kippenschuren die verlaten zijn, ik kan oneindig door blijven gaan. Het heeft geen zin. Wie gaat dit begrijpen? Wat kan je er aan doen? Ik moet nadenken over wat ik met deze informatie ga doen. Ik ben een beetje van slag. Door de troep heen kijkend is dit stuk van het land wel prachtig. Een gouden woestijn pal aan de blauwe zee, hoge golven op het strand en de zon zakt. Nu ik dit schrijf vind ik het stiekem wel fijn dat ik gewoon weer in het hotel mijn boekje kan lezen vanavond. Zo veel nare indrukken vandaag. Een rare dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten