Hoe erg ik het ook naar mijn zin heb in Cusco, ik begin hier
wel te wennen en dan beginnen de reis kriebels weer op te spelen. Samen met
mijn huisgenootje Maroeska besloten we om een weekend naar het zuiden van
Peru te reizen om ook nog eens wat sightseeing te doen. Het Titicacameer stond
op het plan om daar te gaan eilandhoppen.
Puno |
De Uros eilanden bezoeken we op de heenweg en ook nog eens de volgende dag op de terugweg. Deze eilanden drijven en zijn gecreëerd van riet, wat volop groeit in het Titicacameer. Een bizar idee, de lokale bewoners lopen op blote voeten op het riet omdat er regelmatig wat gaten in zitten en constant natte schoenen en sokken hebben daar schieten ze ook niks mee op. De eilandjes zijn piepklein, slecht een aantal vierkante meters en er liggen er ongeveer 70 bij elkaar. De bewoners eten slechts vis en riet. De eilandjes die wij bezoeken doen erg nep aan, dat is omdat ze voor toeristen een aantal speciale eilanden hebben met een restaurant in een strohutje waar we een indruk kunnen krijgen, maar we mogen niet aan wal bij de eilandjes waar de echte eilandbewoners wonen omdat zij hun privacy willen behouden.
Uros eilanden |
We
verblijven die nacht op een groter eiland, Amantani, het aantal inwoners telt
4000 en dit is geen eiland van riet. Ons verblijf hier is heel speciaal en een
geweldige ervaring. We verblijven bij een lokale familie, alles wordt hier
gedaan met regenwater. Het regenwater wordt opgevangen in grote tonnen en
vervolgens neem je een kleiner emmertje water mee naar de wc om deze door te
spoelen, ook de thee wordt gemaakt van regenwater en de muña moeten we zelf nog
even uit de tuin plukken. Er wordt mee gekookt, in gedoucht en we moeten er
onze tanden mee poetsen. Onze maaltijden zijn eenzijdig, er kunnen hooguit
maaltijden gemaakt worden van de gewassen die op het eiland verbouwd worden. Brood
zonder beleg, aardappelen met eieren en zelfgemaakte kaas maar voornamelijk
simpele soepjes met wat groentes erin. Op het eiland rijden geen auto’s en we
komen slechts 1 paard tegen wanneer we s’avonds met onze gastvader de twee
bergen van het eiland beklimmen. Alles is op loopafstand en de natuur is
prachtig. Je kunt al van verre de regen zien aankomen, je ziet de zon
ondergaan, er groeien overal gewassen en aan de rand van het water ligt het
zogenaamde ‘dorp’. We hadden geluk dat het even droog is, we van het eiland konden
genieten en onze lelijke regenponcho’s even konden laten voor wat ze zijn. We
sliepen vroeg, in opvallend fatsoenlijke bedden voor zo’n primitieve samenleving,
maar we denken dat de gastfamilie zelf niet op zulke bedden slaapt, aangezien
wij in de keuken aan een tafel aten maar zijzelf op de grond zaten bij het ‘fornuis’
(lees: kuil in de grond met kampvuurtje).
gasthuis |
gastvader bij het kampvuurtje |
Amantani |
De volgende dag besloot de kapitein niet door te varen naar Taquile omdat er weer een storm op komst was dus keerden we direct terug richting de havenstad Puno. In tegenstelling tot de dag ervoor scheen de zon onwijs fel en verbrandde ik mijn schouders, wangen en hoofdhuid flink. In Puno aangekomen moeten we nog de hele dag wachten op onze nachtbus terug naar Cusco, dus we besloten een taxi te nemen naar Sillustani waar een mooi meer schijnt te zijn met wat graftombes die je kun bezichtigen. In de taxi genieten we van een prachtig landschap, hier in dit gebied wonen de mensen werkelijk nog in hutjes gemaakt van klei en stront en hebben ze een llama in de voortuin staan grazen. We rijden een bocht om en er verschijnt een prachtig meer voor ons met op de achtergrond een heuvel met graftombes, maar wanneer we even later de heuvel beklimmen schijnt het echte meer aan de andere kant te liggen en onze monden vallen letterlijk open van verbazing. Het meer is prachtig, als een sprookjesmeer, het is er doodstil en alleen ik en Maroeska staan er samen. Het zonlicht valt door de donkere wolken heen en laat het water glinsteren. De rust wordt al snel verstoord door een groep toeristen die er een of ander heilig ritueel komen uitvoeren.
S’avonds keerden we terug naar Puno. We aten in een geweldig restaurantje waar we vermaakt werden met allerlei traditionele dansen en tevreden begeven we ons erna richting de bus waar we ons in onze stoelen nestelen. We vallen in slaap onder het genot van een wietwalm van 4 jongens die voor ons in de bus zitten te blowen en de koude wind uit het raam dat ze wagenwijd open hebben gezet, een flauwe poging om de rookwalm te laten verdwijnen. In het donker rijden we naar huis om kerst te gaan vieren met onze familie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten